Reclamemakers hebben een paar hoofddoelgroepen. Dit zijn kinderen, tieners, ouders, vrouwen en bejaarden. Omdat de doelgroepen allemaal andere behoeften hebben worden de reclames hier ook op aangepast. Reclame is het beste als het vaak voorbij komt. Natuurlijk wordt niet iedereen erdoor beïnvloed maar het grootste gedeelte van de bevolking wel. Reclames komen ook vaak voor, je ziet ze haast overal. ze zijn te zien op televisie, kranten of tijdschriften, internet, radio, in flyers en folders en op reclameborden langs de weg.

Omdat reclames op zoveel plekke voorkomen wordt je er constant mee geconfronteerd. Reclames lijken haast wel overal te zijn. Het vaak herhalen van reclames is een van de tactieken van reclame makers, nog meer tactieken zijn:

- Getuigenissen van mensen. Zij moeten hun oordeel geven over het product. Dit wordt vaak gebruikt in Teleshopping programma’s.

- Buzzen, dit is iemand een product laten gebruiken waarna deze persoon het door gaat vertellen. Andere benaming is mond-tot-mond reclame.

- Goede slogans die mensen onthouden

- Teasing, dit is inspelen op de gevoelens van de consument.

- Mental Preference, mensen aan het denken zetten.

Reclamemakers hebben met name de voorkeur op de jongeren doelgroep. Jongeren zijn makkelijk beïnvloedbaar. Ze willen maar een paar merken en producten. Het liefst de producten die veel mensen hebben zodat ze erbij horen. Jongeren zijn dus makkelijk beïnvloedbaar, vaak is het ook nog het geval dat jongeren de ouders beïnvloeden. Jongeren zijn dus een makkelijke doelgroep omdat ze erbij willen horen. Volwassenen hebben dit niet, zij zijn niet zo dat ze perse bij een groep willen horen.

Reclame lijkt goed te zijn en een positieve werking te hebben maar niets is minder waar. Soms hebben reclames een negatieve bijwerking. Als er te veel reclames op tv zijn besteden mensen er geen aandacht meer aan. Dit is nou juist niet wat de bedrijven willen. Uiteraard zijn er punten waar consumenten op te pakken zijn. De voornaamste is prijsdaling. Vrijwel iedereen is gevoelig voor prijsdalingen.

De producent gebruikt hierbij de marketingmix, ofwel de 4 p’s:

1. Product, ze maken reclame voor hun product

2. Prijs, vaak zit er een prijsaanbieding bij.

3. Plaats, waar staat de advertentie? In de krant of op een groot bord langs de weg.  

4. Promotie, bijvoorbeeld door reclames of advertenties

Toch blijkt dat adverteren minder effectief is dan gedacht. Een studie heeft onderzocht wat de effecten zijn van 1960 tot 2008. Zij hebben de effectiviteit van reclame in kaart weten te brengen. De effectiviteit is 50% en dus ook de ineffectiviteit is 50%. Vaak neemt de effectiviteit af omdat de reclame te lang duurt en het vervelend over kan komen. Het kan ook voorkomen dat er een slechte reclame wordt gepubliceerd die nog niet eens af was maar door een deadline of gebrek aan budget kunnen ze niet beter. Het effect komt meestal pas op de lange termijn. Het kan voorkomen dat een reclame op korte termijn niet zo succesvol is maar dat het tijd nodig heeft om door te dringen bij de consument.

Reclame is het meest effectief als het economisch minder gaat in een land. Dat is vrij logisch aangezien de consument in economisch zwaardere tijden meer op het geld gaat letten.

De effectiviteit van reclame is ook afhankelijk van wanneer deze op tv komt, tussen welke programma. Er is met een MRI-scanner onderzocht wat mensen echt denken als ze een reclame zien. Een aantal personen is in deze MRI-scanner gezet en aan hen werden reclameblokken laten zien. Er werd onderscheid gemaakt tussen een aantal vragen. De vragen luiden als volgt:

• Is er verschil in effectiviteit als de reclame tijdens of na het programma wordt uitgezonden?
• Is het doorslaggevend op welke zender de reclame komt?
• Heeft het aantal reclames per uur (reclamedichtheid) invloed op de effectiviteit?

Volgens een benchmark van Neuromarketingbureau Neurensics roepen effectieve reclames een bepaalde stof op in het brein. Commercials die de kijker naar emoties doet verlangen, naar lust, vertrouwen of een beloning doen het meestal goed. Commercials die ook geen woede, angst of gevaar bevatten doen het nog beter.

Is er verschil in effectiviteit als de reclame tijdens of na het programma wordt uitgezonden?

Als een reclame wordt uitgezonden midden in een programma dan vermindert dit de positieve emoties over de reclame. Het zorgt echter niet voor de activering van negatieve emoties. Dit alles ten opzichte van een reclame die wordt uitgezonden na een programma. Hieruit blijkt dus dat een reclameblok na een programma, effectiever is dan een programmaonderbrekend reclameblok. Als een reclame wordt uitgezonden ná een programma dan wekt dit meer interesse op.

Uit onderzoek van AdMeasure is gebleken dat het programma dat wordt uitgezonden ook invloed heeft op de effectiviteit van de reclame er omheen. Uit het onderzoek komt dat als reclame wordt uitzonden rondom een goed beoordeeld programma, dan is de reclame effectiever. Er zijn 2 verschillende programma’s gebruikt bij dit onderzoek en steeds dezelfde reclame.

Het is dus van belang wat men vindt van het programma omdat het onderbewustzijn ervoor zorgt hoe men op de reclame reageert. De positieve emoties van een programme nemen in een commercial juist toe terwijl de negatieve emoties afnemen.

Een commercial is het meest effectief als deze niet onderbrekend is en rondom een kwalitatief goed programma wordt uitgezonden.

Is het doorslaggevend op welke zender de reclame komt?

Uit het onderzoek van de Ster samen met het Neuromarketingbureau Neurensics is gebleken dat de zender waarop een commercial wordt uitgezonden doorslaggevend is in de effectiviteit van de commercial. Vooral commercials op de publieke omroepen doen het goed. Maar waarom is dat zo?

Als er op de publieke omroep voor het reclameblok een bumper* wordt ingezet dan scoort de commercial hoger op alle positieve en lager op bijna alle negatieve emoties. Dit komt vooral voor in het laatste blok. Het heeft er de schijn van dat naarmate men lang televisie kijkt op de publieke zender, de reclame effectiever wordt dan de reclames op de commerciële zenders.